Maria Tesselschade

Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade
Maria Tesselschade

Inventarisatienr.: K-175
Kunstenaar: Fabio Pravisani
Straatnaam: Ritsevoort, plantsoen hoek Kennemerpark
  Centrum
Materiaal: Beton, Brons
Jaar van plaatsing: 2018

Omschrijving:

Elck sijn waerom: het leven van Maria Tesselschade Roemers Visser

 

JEUGD IN ’T SALIGH ROEMERSHUYS

Maria Tesselschade Roemers Visscher, een bijzondere 17e-eeuwse vrouw met een bijzondere naam. Haar vader gaf haar die tweede naam ter herinnering aan de schade die hij geleden had bij Texel, waar zich drie maanden voor Tesselschades geboorte een grote scheepsramp voltrok.

Bij de geboorte van zijn derde dochter, op 25 maart 1594, was Roemer Visscher al een gefortuneerd graanhandelaar en scheepsassuradeur. Zijn huis stond aan de  Engelsche Kaai, nu Gelderse kade, en liep door tot de Oude Zijds Kolk. Roemer was lid van de Amsterdamse Rederijkerskamer D’Eglantier en maakte daar kennis met alle belangrijke schrijvers, dichters en taalkundigen uit die tijd. Vanaf 1600 werd het huis een trefpunt voor iedereen die op cultureel gebied iets te betekenen had. H.L. Spieghel, Bredero, P.C.Hooft, Barlaeus, Vondel, Coornhert en Constantijn Huygens wisselden daar hun ideeën uit over de taal en de literatuur. Vondel noemde het in 1623 “het saligh Roemers huys”. 

In dit artistieke en intellectueel milieu groeiden Roemers drie dochters, Annitgen (1583), Truytgen (1588) en Marritgen (1594) op. Visscher huldigde het standpunt dat meisjes net zo goed als jongens onderwezen moesten worden, niet met stampen, maar met het stimuleren van  inzicht. Voor meisjes was gehoorzaamheid en deugdzaamheid de basis en hun intellectuele vorming stond in dienst van het huwelijk.

Latijn leerden de meisjes Visscher dan ook niet, wel Frans, Italiaans, dichten, musiceren, zingen, glas graveren, borduren, schilderen, refreinen maken en emblemata bedenken. Ook  leerden ze zwemmen en paardrijden. En ze bouwden netwerken op; ze correspondeerden met groten als Hugo de Groot, Cats, Rubens, Huygens en Hooft. 

 

ONTWIKKELING TALENTEN

De muzikale gaven die de zusjes ontwikkelden,  hadden vooral een sociale functie: Anna speelde fluit, luit en viola da gamba, Tesselschade luit, viola da gamba en clavecimbel. Zij kon ook bijzonder goed zingen.

Ook om hun graveerkunst werden zij geprezen; hun glazen waren gewaardeerde cadeautjes. Van Anna’s glazen zijn er vijf bewaard gebleven, van Tesselschade alleen de roemer van het Rijksmuseum, met als spreuk “à demain les affaires”.

En sinds kort ook de scherven van een tweede glas met dezelfde tekst, gevonden in de beerput van Tesselschades huis  in de Langestraat 60.

Het was niet de bedoeling dat de zusjes met deze kunsten in hun onderhoud zouden voorzien. Ze bleven goede amateurs. Thuis werd veel gemusiceerd en gezongen.

Dat paste bij de beschaafde bijeenkomsten waar vriendschappen werden gecultiveerd en huwelijken werden voorbereid.

Frequente bezoekers als Vondel en P.C. Hooft hadden eerst alleen oog voor het talent van de elf jaar oudere Anna, Bredero zag direct meer in Tesselschade, die hij in een gedicht aanbidt als “een godin van ons land”. Hij draagt zelfs een toneelstuk aan haar op waarin een aanbidder wordt afgewezen door de vader van zijn geliefde. Het mocht hem niet baten. Hij overleed in 1618.

Na de dood van hun ouders in 1619 en 1620 bleven Anna en Maria Tesselschade, samen met hun broertje Pieter, in het ouderlijk huis wonen en bleven zij de culturele elite ontvangen. Zus Geertruy was in 1609 getrouwd en woonde om de hoek.

 

VRIENDSCHAP MET HOOFT EN HUYGENS

In 1619 kwam de toen 23-jarige Huygens voor het eerst op bezoek in het Roemershuys, Daar maakte hij kennis met de zusjes en met Hooft. Het begin van een levenslange vriendschap.

Tesselschade stond nog jaren in de schaduw van zus Anna, maar er ontwikkelde zich op den duur een diepgaande vriendschap met beide mannen. Hooft, die 10 jaar ouder was dan zijn “Tesseltje”,  werd een mentor voor haar; zij stuurde hem regelmatig haar gedichten en vertalingen om die door hem te laten “betuttelen”. Vooral haar spelling verbeterde hij vaak; daar was ze niet goed in.

Vanaf 1621 was Tesselschade graag geziene gast op het Muiderslot, waar Hooft ’s zomers zijn taken als drost uitvoerde. Huygens bleef poëzie voor haar schrijven en haar herinneren aan de literaire vriendschap. Met Tesselschade hield hij contact tot haar dood.

 

HUWELIJK MET CROMBALGH EN VERHUIZING NAAR ALKMAAR

Volgens het bruiloftsgedicht van Vondel was Tesselschade flauwgevallen toen ze Allard Crombalch voor het eerst zag, in de kerk. In zijn uniform van de Oude Schutterij  in Alkmaar ziet hij er best indrukwekkend uit. Hij is het duidelijke middelpunt op het schutterstuk van Zacharias Paulusz  dat in het Stedelijk Museum Alkmaar hangt. Het schijnt een huiselijk type en een man van weinig woorden geweest te zijn, maar Tesselschade hield kennelijk zielsveel van hem. Liefdesgedichten en brieven getuigen daarvan.

Ze trouwden op 26 november 1623 in Amsterdam, op het stadhuis. Vondel, Hooft en Huygens waren aanwezig op de bruiloft en maakten ieder een bruiloftszang.

Crombalch was zeeofficier geweest en kwam uit een Alkmaarse familie. Het echtpaar had voldoende bezittingen om goed van te kunnen leven. Allard deed vrijwilligerswerk voor de Alkmaarse stedelijke armenzorg en zijn functie als vaandrig van de schutterij werd ook niet betaald. Voor een bestuursfunctie in de magistraat kwam hij niet in aanmerking omdat hij geen lid was van de gereformeerde kerk.

Voor zijn bruid had hij in Amsterdam een prachtige, in die tijd vrij moderne ring laten maken, goud met een diamant, geslepen met 24 facetten. Waarschijnlijk heeft zij die gekregen in de morgengave, het cadeau dat de bruidegom zijn bruid gaf na de eerste huwelijksnacht. Die ring is, samen met een gouden stopringetje, gevonden in een van de beerputten van het deftige huis in de Langestraat waar de Crombalchs in 1629 zijn gaan wonen. Ze hadden toen twee dochtertjes, Teetgen uit 1625 en Maria Tesselschade uit 1628. In 1628 woonden ze in de Korenstraat en in 1629 in de St. Magdalenenstraat.

 

HET LEVEN IN ALKMAAR

Alkmaar was een kleine stad, waar zich veel Vlamingen en ook gegoede Portugese joden  gevestigd hadden. Er woonde weinig familie van Allard, alleen drie neven Sammer. Eén daarvan werd later de vaste reisbegeleider en soms brievenbezorger van Tesselschade.

Zus Anna was een jaar na Tesselschade getrouwd, toen al veertig. Haar man was een van de dijkgraven van de pas ingedijkte Wieringerwaard, De Zijpe. Zij kregen snel twee zoons. Toen die in 1633 naar de Latijnse school gingen, kocht Anna’s man een huis met grote tuin, iets buiten de Singel, het huis Bellevue. Anna en Tesselschade konden elkaar dus regelmatig treffen. Overigens had Anna haar literaire werk  laten vallen om zich geheel aan de opvoeding van haar zonen te wijden.

De Crombalchs kregen verder een vriendschappelijke relatie met het huisartsenechtpaar Pauw; hij was een ontwikkeld man en zoon van een Leidse professor in de botanie en de anatomie, zij kwam ook uit Leiden.  Soms hielp hij Tesselschade met vertalingen uit het Latijn. Tesselschade  raakte ook goed bevriend met de zangeres Francesca Duarte, een Joods-Portugese, uit Parijs afkomstig. Deze “Franse nachtegaal” was ook voor Hooft op het Muiderslot een geziene gast.

Gelukkig waren er de regelmatige tochtjes naar Amsterdam en naar Muiden, waar oude literaire vrienden werden opgezocht en waar literair werk besproken werd. En er werd  regelmatig gecorrespondeerd. Vooral de briefwisseling met Hooft was zeer frequent, vaak in de vorm van  literaire hoogstandjes. De correspondentie met Huygens ging vaak via Hooft.

Hooft had in1624 zijn vrouw Christina van Erp verloren en twee van zijn kinderen. Tesselschade troostte hem in een gedicht en was voor hem een grote steun. Toen hij in 1627  hertrouwde met Heleonora Hellemans , brak er opnieuw een tijd aan van regelmatige logeerpartijen. Tesselschade kwam elke zomer naar het Muiderslot en nam dan man en kinderen mee. Hun kinderen waren dol op elkaar. Haar aanwezigheid was aanleiding voor Hooft om andere vrienden uit te nodigen om samen te genieten van muziek, zang, poëzie en verheven gedachtenwisseling.

In augustus 1633 kwam Huygens met zijn vrouw Susanna een paar nachten naar Alkmaar. ’s Avonds werd er bij de Crombalchs gemusiceerd.

Ondertussen had Tesselschade de schrijfstift weer opgenomen, ook op aandringen van Hooft. Ze ging aan de slag met de vertaling van een toneelstuk van Tasso uit het Italiaans en ontwikkelde ook haar talent om poëzie te schrijven verder. Bundels van haar werk zijn niet gepubliceerd, maar ruim dertig gedichten zijn overgeleverd, vaak doordat ze overgeschreven en doorgegeven werden.

 

DRAMA IN 1634

Hooft had op 28 mei 1634 net een briefje klaar met een uitnodiging aan Tesselschade, met als beginzin “Tesseltje, leef je nog?” en zijn vrouw, die toch een boodschap moest doen in Amsterdam, zou die daar posten. In Amsterdam was toen net  het dramatische bericht uit Alkmaar gearriveerd: Tesselschades oudste dochtertje, Teetgen, was op 9-jarige leeftijd overleden aan de pokken en daarna was echtgenoot Allard bezweken na bloedspuwingen, veroorzaakt door te sterke kalmeringsmiddelen.

Het ontbrak de vrienden Hooft en Huygens aan woorden  om de diep bedroefde weduwe troosten. Twee weken bleef het stil, tot Tesselschade zelf haar vrienden in een brief op de hoogte bracht van de manier waarop zij deze harde slag van het noodlot had verwerkt. Er was een gedicht in het Italiaans bij. Kennelijk had ze deze poëtische vorm nodig om haar verdriet bespreekbaar te maken. De brief werd door Crombalchs neef Semmer naar Muiden gebracht. Hooft was diep onder de indruk en gaf een brief mee terug, waarin hij in haar zijn meerdere erkende. En snel daarna ging hij bij haar op bezoek. Huygens, die wel steeds zijn waardering voor haar werk uitsprak, erkende haar superioriteit pas als 85-jarige, in zijn memoires, n.a.v. het prachtige troostdicht dat zij hem had geschreven bij het overlijden van zijn Sterre, in 1637.

 

WEDUWE EN WEDUWNAARS

De veertigjarige, rijke, aardige, aantrekkelijke en kunstzinnige weduwe was gewild bij de vele weduwnaars. Huygens noemde haar zelfs “een minnaren aantrekkende vuurtoren”. Tesselschade ze voor het kiezen, maar piekerde er niet over om haar zelfstandigheid op te geven. In 1641 vroeg ze zelfs haar maatje, Hooft, om haar te steunen in haar streven om minnaars op afstand te houden: “al kosten zij nog zo pluymstrijcken, ik zal ze buiten mijn bed weten te houden”.

In 1636 was Caspar Barlaeus, tien jaar ouder dan zij, begonnen met zijn avances. Hij was een gerespecteerd hoogleraar in de filosofie aan het Atheneum Illustre, correspondeerde met Hooft en Huygens in het Latijn en kwam als weduwnaar frequent op het Muiderslot . Hij schreef talloze lofdichten op Tesselschade en op haar huis in de Langestraat, dat hij een luisterrijke zetel van kunst en wetenschap noemde. Haar tuin werd bij hem een mythologische lusthof, wel met aardse tulpen!  Hooft en Huygens deden samen een koppelpoging. Vergeefs, Tessel wees  Barlaeus af. Hij bleef haar wel als trouwe vriend bezoeken, ook al had hij bezwaar tegen haar katholieke sympathieën.

Vondel was weduwnaar, schreef heel wat lofdichten op Tesselschade en prees de spitsvondigheid en de lieflijkheid van de “wijze en vernuftige” weduwe. Ze kwamen nader tot elkaar in hun overgang tot het katholicisme, maar een partij voor Tesselschade was Vondel niet. Huygens, sinds 1637 weduwnaar, misschien wel…..

 

OVERGANG NAAR HET KATHOLICISME

Vanaf 1640 werden haar gedichten meer religieus, eind 1641 werd ze officieel katholiek. Alkmaar was sinds de jaren ’30 weer een centrum van katholiek leven. Haar zus Anna en haar zwager waren in 1640 katholiek geworden. In de zomer van 1641 bracht ze nog een bezoek aan Muiden, daarna bekoelde de verhouding met Hooft voor een tijdje, maar die herstelde zich. Huijgens reageerde erg fel, in venijnige gedichten. Hij begreep niet hoe de altijd redelijke Tesselschade zich op zo’n “dwaalspoor” liet brengen. Toen Tesselschades oog begin 1642 werd verwond door een vonk uit de smederij, schreef hij haar dit venijnige gedichtje:

“Verstaet ghij ‘t, uw aensicht is aan stucken.

Tenminste leert hierna aen beelden niet te bucken.” In haar reacties tekende zij steevast met “Elck sijn waerom”.

In 1643 zagen ze elkaar nog een paar keer, in 1644 moest Huygens op veldtocht en miste hij de logeerpartij in Muiden, maar in februari 1645 kwam Tesselschade bij hem in Den Haag logeren, waarbij zij slaapt in de kamer boven hem. In zijn gedicht “Tesselscha boven mijn slaapcamer” schrijft hij aan Barlaeus:

“De weew leit boven en de wewenaar leit onder.

 Barlee, hoe vat ghy dit? Wat meent ghy dat ons scheidt?

 Mijn kouwe soldering, en haar koele eerbaarheid.”

De vriendschappelijke verhouding met beide dichters blijft, in 1646 komt Tesseltje nog eens de pruimen schudden op het Muiderslot, de laatste keer….

 

VERDRIET, ZIEKTE EN DOOD

Haar oude vriend Hooft sterft in mei 1647 en 10 dagen later slaat het noodlot opnieuw toe: Tesselschades enig overgebleven dochter, de 19-jarige Maria, sterft na een ziekte in de armen van haar moeder. Tesselschade wordt ziekelijk. Dan sterft ook nog haar trouwe vriend Barlaeus. Het laatste van Tesselschade bekende gedicht is gewijd aan Barlaeus’ dood.

Anderhalf jaar later overlijdt Tesselschade op 55-jarige leeftijd in Amsterdam. Ze wordt begraven in de Oude Kerk, “2 uur beluid door de kerkklok”.

Vondel zwijgt, Huygens begint zijn grafdicht met de woorden:

“Dit ’s Tesselschades graf. Laat niemand zich vermeten

Haar onwaardeerlijkheid in woorden uit te meten.

Al wat men van de son kan seggen gaet haar af.”

 

  

Tekst: Berthe Stevenhaagen, voor Alkmaarders op de Kaart

 

Website van de historische vereniging Alkmaar:  www.hvalkmaar.nl

 

 

 

 

 

 

Plattegrond:

Navigatie


Diashow snelheid (in seconden):
Ga direct naar deze foto: